Ga u eerst met uw broeder verzoenen
DIT WOORD IN YOUTUBE-VERSIE: https://www.youtube.com/watch?v=BLPkZsKZ0dE&ab_channel=EWTNLageLanden-LowCountries
Ieder jaar, in de jaarlijkse Veertigdagentijd, zijn er mensen die mij vragen: “Mijnheer pastoor, geef mij nu eens iets concreet wat ik zou kunnen doen voor mijn vastentijd ?”. Eigenlijk antwoord ik dan altijd hetzelfde. Ik verwijs altijd naar hoe het verwoord is in de eerste prefatie van de Veertigdagentijd: “Het is een tijd van meer toeleg op het bidden en grotere aandacht voor de liefde tot de naaste, van grotere trouw aan de sacramenten waarin we zijn herboren.” Bevraag u op die drie dingen: hoe is het mijn gebed, hoe beleef ik de sacramenten en hoe is het met mijn band met mijn medemensen.
Bij dat laatste wil ik in dit woordje eens stil staan. Hoe zit dat met mijn liefde tot de naaste ? U moet daarbij eens het vastenevangelie lezen, Matteus hoofdstuk 5, verzen 20 tot 26.
Ik denk dat het bij de meeste mensen wel meevalt, dat de meeste mensen toch liefdevolle mensen zijn. Maar ik denk ook dat de meeste mensen wel bepaalde medemensen hebben die men liever niet ziet. En het komt in de beste middens voor. Een kloosterzuster vertelde me onlangs nog haar ergernis over een medezuster met wie ze samenwoont, die ze niet kan luchten en omgekeerd. Een pastoor die mij vertelde over een parochiane die hem het leven zuur maakte en commentaar en kritiek had op alles wat hij deed want de vorige pastoor deed het anders en veel beter. Een man vertelde mij over zijn ex-schoondochter die het leven van zijn zoon tot een hel maakt. Hij had er woorden voor die ik hier niet ga herhalen. Wie zijn die lastige mensen uit uw leven? De Heer in het evangelie is daar heel scherp in: “Als gij uw gave komt brengen naar het altaar en daar schiet u te binnen dat uw broeder iets tegen u heeft, laat dan uw gave voor het altaar achter, ga u eerst met uw broeder verzoenen en kom dan terug om uw gave aan te bieden”.
Dat is nogal wat. Jezus zegt dat we Zijn leerling niet kunnen zijn als we ons niet toeleggen op de naastenliefde. De woorden die Jezus in het evangelie spreekt, zijn heel duidelijk en heel confronterend en veeleisend: wie kwaad is of een ander uitscheldt, zal strafbaar zijn met het vuur van de hel. Je kunt Zijn leerling niet zijn als je geen hart vol naastenliefde hebt. Zijn er mensen waarvan ge constant denkt: “Die zou ik wel de nek willen omwringen”, “Die mag voor mijn ogen dood neervallen, ik geef er niets om”. Zijn er mensen waar ge uw hoofd van wegdraait als je ze ziet komen of onmiddellijk een ommetje maakt als je ze ziet komen ? Doe daar eens iets aan, vraagt de Heer ons. Niet zoals de Schriftgeleerden en de farizeeën die alleen mooie woorden hebben over liefhebben maar ook concrete daden. Dat bedoelt de Heer met: “Als uw gerechtigheid die van de Schriftgeleerden en Farizeeën niet ver overtreft, zult Gij zeker niet binnengaan in het Rijk der hemelen”.
Niet gemakkelijk hoor. Ik had dat evangelie eens gelezen en toen zei een vrouw mij: voor mij zal het wel het vuur van de hel worden want geen denken aan dat ik mij ooit zou verzoenen met de vrouw die mijn man heeft afgepakt en mijn gezin kapot heeft gemaakt. De woorden van Jezus klinken mooi maar als het concreet wordt en gaat over die lastige mensen van ons leven, dan is het evangelie heel moeilijk.
Onze waarachtigheid als christen wordt ook bij onze medemensen concreet gemeten door hoe we met de mensen omgaan die dicht bij ons staan. Ik heb zo ooit iemand gekend die zich inzette voor Broederlijk Delen, Welzijnszorg en alle mogelijke goede doelen maar met haar familie was het een en al ruzie en kwaadspreken, zelfs over de mensen van de parochie, het leek wel een specialiteit van haar. De mensen zeiden in dat dorp: “Ze zit altijd wel vooraan in de kerk maar buiten de kerk mijdt er je van, daar is ze alles behalve een christen”.
Hoe is het met mijn liefde voor mijn medemens ? Stel je in deze Veertigdagentijd eens concreet de vraag met wie jij overhoop ligt, op wie jij – zoals het evangelie zegt – “vertoornd” bent, of over wie jij zegt dat het een dwaas is. De Heer verlangt van jou dat je die dingen goed probeert te maken tegen Pasen. Ook al denk je misschien dat het hopeloos is dat je nog maar een poging onderneemt, de andere zal toch niet willen om iets bij te leggen, probeer het toch maar. De Heer vraagt het aan u. Laat het dit jaar echt Pasen zijn.
Gods Zegen, uw priester en pastoor A. Penne.
www.priesterpenne.be
Wilt u het Woord van de Pastoor voortaan in uw mailbox ontvangen? Klik hier.