Onlangs hoorde ik een radioprogramma waar men mensen willekeurig aansprak en hen vroeg: “Tegen wie zou jij sorry willen zeggen ?”. Elke mens voelt op een bepaald moment wel eens aan dat men tekort is geschoten naar een medemens. In dat radioprogramma beluisterde ik verschillende verhalen. Mensen die sorry wilden zeggen naar een jongen of meisje uit hun schooltijd – jaren geleden – die men enorm had gepest. Anderen spraken over een broer of zus die ze hadden getreiterd. Nog anderen spraken over een hard woord of een belediging die was uitgesproken; leugens, roddel en achterklap waar men aan had meegedaan en waar men van aanvoelde dat men daarmee de andere schade had toegebracht. Het hoeft natuurlijk niet iets uit een ver verleden te zijn, het kan ook iets zijn uit een recent verleden. Mensen kunnen soms heel erg met elkaar omgaan, ook mensen die zich christen noemen. Soms kunnen we door pestgedrag, door harde woorden, door een giftige tong een medemens voor het leven tekenen en kwetsen. Sommige emotionele schade en sommige schade die er door bepaalde berichten te verspreiden wordt aangericht, is nooit meer helemaal goed te maken. Toch is een eerste stap in de goede richting van heling en genezing om sorry te zeggen. Ik bedoel dan natuurlijk een gemeende sorry. Kleine kinderen zeggen ook wel eens sorry als ze een bal door het raam hebben gegooid maar 2 minuten later kan er nog een bal door het raam vliegen.
“Tegen wie zou jij sorry willen zeggen ?”, het is volgens mij zeker ook een belangrijke vraag in onze jaarlijkse Veertigdagentijd naar Pasen. De prefatie van de Veertigdagentijd noemt de jaarlijkse boetetijd niet alleen een tijd van meer toeleg op het bidden en grotere trouw aan de sacramenten waarin wij zijn herboren maar ook een tijd van grotere aandacht voor de liefde tot de naaste. Die grotere aandacht voor de liefde tot de naaste houdt ook in dat we durven erkennen dat we ook wel eens flink tekort schoten in die naastenliefde. In het vijfde hoofdstuk van het Matteüsevangelie prent Jezus het Zijn leerlingen in dat je er voor Hem niet zomaar onderuit komt maar dat het je plicht is sorry te zeggen. Hij zegt ons: “Als gij uw gave komt brengen naar het Altaar, en daar schiet u te binnen dat uw broeder iets tegen u heeft, laat dan uw gave voor het altaar achter, ga u eerst met uw broeder verzoenen en kom dan terug om uw gave aan te bieden”.
In het radioprogramma hoorde ik iemand zeggen dat hij de sorry van de pesters uit zijn jeugd helemaal niet zou aanvaarden. Het had zijn leven zo getekend en verwoest, het had de rest van zijn leven getekend. Het is inderdaad zo dat het verleden niet meer te veranderen is door een woord sorry. Maar we moeten naar de toekomst durven kunnen kijken. Hoe moeilijk het ook is, de Heer vraagt in het achttiende hoofdstuk van het Matteüsevangelie om toch te vergeven: “Daarop kwam Petrus bij Hem staan en vroeg: ‘Heer, als mijn broeder of zuster tegen mij zondigt, hoe vaak moet ik dan vergeving schenken ? Tot zevenmaal toe ?’ Jezus antwoordde: ‘Niet tot zevenmaal toe, zeg ik je, maar tot zeventig maal zeven’.” Voor iemand die iets verkeerd deed is het niet gemakkelijk en vraagt het soms veel tijd om sorry te zeggen maar voor degene die het onrecht moest ondergaan is het zeker ook niet gemakkelijk en vraagt het soms heel veel tijd om vergeving te schenken. In deze Veertigdagentijd worden wij daarop bevraagd. Kunnen wij de bede van het Onze Vader van harte uitspreken: “En vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren”. Geen gemakkelijke opdracht maar de Heer vraagt het toch van ons. Met Zijn Hulp kan veel…
Gods Zegen, uw priester en pastoor A. Penne.
Wilt u het Woord van de Pastoor voortaan in uw mailbox ontvangen? Klik hier.