Priester Penne
U bent bezoeker 502319

Woord van de Pastoor

Afscheid van tante Fientje

Deze zomer overleed Fientje. Bij een bijeenkomst op het seminarie raakte ik met deze ongehuwde onderwijzeres eens aan de praat, sindsdien bleef het contact. Fientje bad iedere dag voor mij en ze was ook op mijn priesterwijding. Fientje werd oud, begon te dementeren, verhuisde naar een verpleeghuis en de laatste jaren kende ze niemand meer. In die warmste zomerdagen ging de Hemel voor Fientje open. De familie stuurde me een rouwkaart.

Er was alleen een crematieplechtigheid die geleid werd door een Dela-mevrouw, die enkele gedichtjes voorlas en de hele tijd sprak over “tante Fientje”alsof het haar lievelingstante was, een neef sprak nog over hoe leuk het was om vroeger bij tante Fientje te logeren. Na een half uur stonden we weer buiten. Geen gelovig woord was er gesproken, geen gebed. Of wel… Er werden 3 liedjes gedraaid. “We’ll meet again” en “From the time you say goodbay” van Vera Lynn en “omdat er op de kamer van tante Fientje een Mariabeeldje stond luisteren wij nu naar een Ave Maria”. Ik sprak er bij de koffie met de familie over dat het mij verwonderde dat er geen kerkdienst was, Fientje was toch een gelovig en kerkgetrouwe vrouw. Ja, tante Fientje had niets opgeschreven over haar uitvaart en daarom hadden ze het gedaan zoals zij het voor zichzelf zouden willen… In de daarop volgende dagen heb ik in de Heilige Missen bijzonder deze goede vrouw aan Gods Zorg toevertrouwd.

Regelmatig moeten we vaststellen dat diepgelovige mensen geen kerkelijke uitvaart meer krijgen omdat nabestaanden nergens meer in geloven of geen enkele band meer hebben met de Kerk. Het mag ons eens laten stilstaan bij de betekenis van de kerkelijke uitvaart.

Wanneer een gelovige gestorven is, komen we met het dode lichaam naar het kerkgebouw. In die samenkomst - een Eucharistieviering of een gebedsviering - bidden we dat de overledene thuis mag komen in het Paradijs. Voor ons, christenen, is de dood niet het einde van alles. Door de dood en de verrijzenis van Jezus Christus mogen we binnengaan in het leven bij God. Wanneer ons lichaam het begeeft, keert onze ziel terug naar God om het oordeel en het loon naar het voorbije leven te ontvangen. We bidden ook om sterkte en geloof voor hen die achterblijven.

Alles spreekt daarover in de uitvaart. Er is de brandende Paaskaars: teken van de Verrezen Heer mag dicht bij ons zijn. Rond het lichaam van de overledene staan brandende kaarsen, teken van ons vertrouwen dat de overledene thuis mag komen in het Licht van God. Er wordt uit de Heilige Schrift gelezen en een homilie gehouden waarin we horen dat onze God een God van liefde is die uiteindelijk zal voltooien wat Hij concreet in deze mens begonnen is.
Al zal er in een kerkelijke uitvaart ook worden teruggedacht aan het leven wat voorbij is, we kijken vooral vooruit. Er wordt gebeden om Gods Barmhartigheid en dat de overledene nu bij God mag leven. Ook later in het persoonlijke gebed en in het laten opdragen van heilige Missen zullen we blijven bidden dat de overledene thuis mag zijn bij de Heer.

Op het einde van de kerkelijke uitvaart wordt het lichaam van de overledene besprenkeld met doopwater. Deze mens was een gedoopte mens, God laat zijn gedoopte en gelovige kinderen niet los in de dood, aan die belofte van het Doopsel willen we herinneren met het besprenkelen met doopwater. Daarna wordt het lichaam van de overledene bewierookt. We brengen eer aan dit lichaam want dit lichaam van de overledene is – zoals wij dat noemen – “tempel van de Heilige Geest” geweest, God heeft langs deze mens ons iets van Zijn goedheid en liefde laten zien.

Gods Zegen, uw priester en pastoor A. Penne.

Wilt u het Woord van de Pastoor voortaan in uw mailbox ontvangen? Klik hier.