Frank Vandenbroucke en Allerzielen
Vorige week overleed in Senegal veel te vroeg de Belgische wielrenner Frank Vandenbroucke. http://nl.wikipedia.org/wiki/Frank_Vandenbroucke_(wielrenner) Het plotse sterven van deze vierendertigjarige man heeft veel mensen stil gemaakt. Hij was een persoon die niemand onberoerd liet. Niet in de nadagen van zijn carrière en al zeker niet in zijn topperiode. Volgens sommigen was hij het grootste talent dat België ooit gekend heeft, volgens anderen niet meer dan een omhooggevallen glamourboy. Slechts over één ding bestond er eensgezindheid: wat hij liet zien op de fiets wás adembenemend. Ik las ergens: “Vandenbroucke was voor zijn fans als God op wielen. Op goede dagen had hij iets buitenaards, onverslaanbaar, alsof hij de concurrentie achteloos op afstand hield.” Het is een bekend verhaal dat zijn fans op straat kalkten: “VDB is God”. De renner zelf kon zichzelf nog het beste relativeren. Hij bracht in april vorig jaar een boek uit met de titel \'Ik ben God niet\'. Een boek over meer dan wielrennen alleen, over een leven dat geleefd heeft en geleefd werd, een boek over een man die zijn eigen verleden uitdagend in de ogen keek.
Aan dat sterven van die voor velen op-een-Godenkind-lijkend iemand moest ik denken, toen ik dit artikeltje schreef op weg naar de Allerzielentijd. In de komende weken zullen velen van ons weer de graven bezoeken van hun dierbaren of toch eens bijzonder stilstaan bij velen die we hebben gekend en die overleden zijn. Als ik zo eens wandel op de kerkhoven van Nederhasselt, Waalwijk, Bergeijk of Luyksgestel en ik zie daar de graven van zovelen die ik heb gekend of die ik zelf heb begraven, dan komen er veel herinneringen naar boven. Van een aantal van hen kwam de dood als een bevrijding en een welkome vriend na een lange lijdensweg, van een aantal van hen kan men zeggen dat hun leven voldragen was. Van velen moet je zeggen dat het sterven te vroeg kwam, dat ze eigenlijk nog niet konden gemist worden.
In de loop der jaren merk ik dat het te vroege sterven van medemensen bij velen het geloof kan laten wankelen. Hoe is het te rijmen met de liefde van God dat mensen zo jong doodgaan ? Sommige mensen willen van een pastoor dan soms een verklaring krijgen waarom de ene mens vroeg en de andere wat later sterft. Ik kan daar ook geen antwoord op geven en ik worstel daar soms ook mee. Ik weet ook niet waarom iemand jong of oud sterft. Wat ik wel weet is dat op welk moment het lichaam van de mens het begeeft, de ziel – het eeuwige van de mens – verder leeft. Wat voor mij een mooie, troostvolle tekst is die mijn beleving daarin weergeeft, is de zin uit de tweede brief aan de Korintiërs 5,1: “Wij weten dat wanneer onze aardse tent, het lichaam waarin wij wonen, wordt afgebroken, we van God een woning krijgen: een eeuwige, niet door mensenhanden gemaakte woning in de hemel.”
Terecht merkte de overleden wielrenner Frank Vandenbroucke op: “Ik ben God niet”. Maar we hebben wel een onsterfelijke ziel die eens naar God terugkeert, wanneer ons lichaam het begeeft. Van Hem hoop ik dan te mogen horen dat ik met mijn aardse leven mijn best heb gedaan naar Hem en naar mijn medemensen en dat ik daarom voor Eeuwig bij Hem mag wonen.
Gods Zegen, uw priester en pastoor A. Penne.
Wilt u het Woord van de Pastoor voortaan in uw mailbox ontvangen? Klik hier.