Bidden bij een engeltje
Woensdagavond werd ik gebeld om naar het ziekenhuis in Eindhoven te komen bij een jong gezin. De vrouw was zeventien weken zwanger en was bevallen van een dood kindje. Vorig jaar doopte ik hun eerste kindje. Ze wisten dat hun overleden kindje nu niet meer kon gedoopt worden maar bij dit gebeuren wilden ze met de priester bidden en een zegen laten uitspreken. Het kindje – ik schat 15 centimeter groot – lag in een mandje bij hen op de kamer.
Het was de eerste keer dat ik bij zo een sterven werd geroepen en dit zag. Ik stond verwonderd over de kleinheid van dit kindje maar ook het feit dat alles al zo mooi gevormd was: de piepkleine voetjes met teentjes, de piepkleine handjes en vingertjes. Ik stond ook verwonderd over het diepe geloof van die twee jonge mensen. “Op kousenvoeten en met veel schroom” ging ik naar het ziekenhuis. In de weg daar naartoe denk je dan: “Wat moet ik zeggen tegen die mensen die een droom stukgeslagen zagen door het stilvallen van het hartje van hun kindje in de moederschoot ?” Ik dacht hen te moeten troosten en sterken bij dit gebeuren maar ik werd zelf gesterkt door hun diepe overtuiging dat hun kindje nu in Gods Hand was en vandaar ook dicht bij hen bleef.
Wat doe je eigenlijk in zo’n momenten want echte liturgie is er niet voor zo’n afscheid ? Met die jonge vader en moeder heb ik daar bij hun kindje, wat zo in liefde werd verwacht en waar ze zo naar uitkeken, samen gebeden. Ze staken een kaars aan, in het vertrouwen dat hun kindje thuis is in het Licht na dit leven. Ik heb het kindje – wat ze eens wilden laten dopen - besprenkeld met doopwater in het vertrouwen dat dit kind bij God geborgen in. Met een kruisje voor op een kinderkamer heb ik het gezegend in het vertrouwen dat de dood hier niet het laatste woord heeft. Onze pijn en verdriet maar ook ons geloof hebben we neergelegd in het samen bidden van het Onze Vader. We hebben samen een Weesgegroet gebeden en een rozenkransje neergelegd in het mandje en uitgesproken dat de Moeder Gods nu voor dit kind zou zorgen nu hun moeder- en vaderhanden het moesten loslaten.
Dit bidden bij dit engeltje heeft me beziggehouden. Ik beluisterde bij die ouders ook een protest naar wat sommigen durven te beweren dat een kind wat zeventien weken in de moederschoot is gedragen nog niet echt een kind was. Nu ik dit kleintje heb gezien – klein maar met alles erop en er aan -, ben ik daar ook nog meer van overtuigd. En zeker bij deze ouders moet je met niets anders aankomen. Ik denk ook dat moesten meer mensen eens zo’n kleintje zien, men zou misschien er wat genuanceerder over denken. Zo dikwijls wordt bij een doop dat stukje uit het evangelie gelezen waar Jezus zegt: “Laat de kinderen tot Mij komen”. Gelukkig dat mensen kunnen geloven en vertrouwen dat wanneer de dood zelfs het leven van een kind-op-komst-naar-ons laat eindigen, het bij Hem geborgen is.
Gods Zegen, uw priester en pastoor A. Penne.
Wilt u het Woord van de Pastoor voortaan in uw mailbox ontvangen? Klik hier.