Home
Woord v.d. Pastoor
Priester Penne
Opname in de kerk
Dopen
Communie
Vormsel
Huwelijk
Jubilea
Uitvaart
Boete & verzoening
Ziek zijn
Maria
Links
Contactinformatie

Priester Penne

U bent bezoeker 402383 .

Nieuws > Over de Heilige Hatabrandus

SINT-HATABRANDUS EVEN TERUG NAAR GRONINGEN – deel 1
Even ter herinnering voor wie het gevolgd heeft: in de nummers 20 tot 24 van Kerk & Leven, van 16 mei tot 13 juni, las u in 5 delen het verhaal, zoals het werd verteld door Drs. Edze de Boer, over het leven van de H. Hatebrand uit Groningen, hoe zijn gebeente naar Vlaanderen werd gebracht en hoe zijn relieken verspreid raakten naar meerdere plaatsen, waaronder Kortrijk-Dutsel.
In Kerk & Leven nr. 19 van 9 mei, kondigden we deze serie aan en vermeldden we ook de aanleiding tot deze publicatie, nl. het bijzondere feit dat de lang verloren gewaande relikwie van de H. Hatebrand door onze nieuwe koster, Kay Nieling, werd teruggevonden in een uithoek van een kast in de sacristie. De heer de Boer, aan wie ik dit meteen had meegedeeld, en zijn schoonzus Anneke Mulder-Bakker, doctor in de geschiedenis en voormalig docente aan de universiteit van Groningen, waren zodanig enthousiast over deze vondst, dat zij meteen al van plan waren om naar ons toe te komen om de relikwie te zien. Dat de heer de Boer op zijn toch gevorderde leeftijd – in september wordt hij 92 – meteen bereid was om deze lange tocht te ondernemen, alleen maar om de relikwie te zien, geeft een aanduiding van hoeveel deze vondst voor hem wel betekende.

Om hen de lange vermoeiende reis te besparen, en omdat ik het wel een bijzondere gedachte vond dat het reliek van de H. Hatebrand even zou terugkeren naar zijn geboortegrond, heb ik voorgesteld om zelf met de relikwie naar Groningen te komen. Men was daar meteen enthousiast over dit voorstel, en Dr. Mulder-Bakker werkte een programma uit om deze korte terugkeer van de H. Hatebrand niet ongemerkt voorbij te laten gaan, integendeel, er een bijzondere gebeurtenis van te maken.
De Hatebrand –activiteiten zouden plaatshebben op zaterdag 7 juli, de feestdag van de heilige. Mijn vrouw en ik zouden op vrijdag 6 juli reeds de tocht naar Groningen maken om zeker tijdig aanwezig te zijn. We boekten onze overnachtingen op het Landgoed Ekenstein, nabij Appingedam, dat ons door mevr. Mulder-Bakker werd aangeraden. Vrijdagnamiddag om 18.00 u, zo werd afgesproken, zouden we de heer de Boer en zijn schoonzus ontmoeten op Ekenstein om reeds persoonlijk kennis te maken en samen het avondmaal te gebruiken.

Voor de organisatie van de Hatebranddag had Dr. Mulder-Bakker ook een beroep gedaan op de Stichting Oude Groninger Kerken, een zeer belangrijke vereniging, opgericht zowat 50 jaar geleden met als doel oude tot zelfs middeleeuwse kerkjes te redden van verwaarlozing en verval.
Thans heeft de Stichting bijna 100 kerkjes en kerken in bezit en/of in beheer die ze restaureert en onderhoudt, en waarvan ze er vele, dank zij de inzet van talrijke vrijwilligers, ook openstelt voor het publiek. Deze stichting had een uitgebreide persmededeling verspreid waarin de Hatebrandactiviteit op zaterdag 7 juli werd bekend gemaakt. Deze mededeling werd blijkbaar vrij breed opgepikt door de media, zowel nationaal als lokaal.
Eén van deze geïnteresseerden was RTV-Noord, het zeer populaire lokale radio- en TV-station van Groningen. Op donderdag werd ik door hen uitgenodigd om vrijdag bij hen in de studio aanwezig te zijn tijdens hun live nieuwsuitzending om 18.00 uur, om enige toelichting te geven over het H. Hatebrandgebeuren op zaterdag. Na overleg met de heer de Boer en zijn schoonzus hebben we onze afspraak verschoven naar 19.00 uur en ben ik op de uitnodiging van RTV-Noord ingegaan, mijn eerste optreden op TV, en dan nog live. Dat viel eigenlijk nogal mee: iedereen was erg vriendelijk, de sfeer was zeer ontspannen en ik kreeg zelfs de kans om af en toe wat te zeggen. De presentator zei na afloop dat ze eigenlijk proportioneel vrij veel tijd hadden besteed aan het onderwerp Hatebrand, hoewel ik vond dat het allemaal heel erg snel en vluchtig ging. Bizar eigenlijk om te bedenken dat die enkele minuten op TV waarschijnlijk meer publieke weerklank zullen gehad hebben dan het decennialange onderzoekswerk van de heer de Boer. Hoewel, zonder dit laatste zou het eerste er niet geweest zijn.

Na afloop van de uitzending waren we omstreeks 19.00u terug op Ekenstein. Daar werden we opgewacht en verwelkomd door Anneke Mulder-Bakker en haar echtgenoot, door Edze de Boer – een bijzonder aangenaam weerzien! - zijn dochter en haar partner en zijn kleindochter. De ontmoeting en de ontvangst waren bijzonder hartelijk, het leek – en was in de geest misschien ook wel - een weerzien met oude vrienden. Na het uitwisselen van wat kleine attenties – voor de heer de Boer had ik een exemplaar bij van de zes nrs. van Kerk & Leven met publicatie van zijn Hatebrandverhaal – dineerden we samen in het restaurant van het landgoed.
Het hoogtepunt van onze ontmoeting was wel het ogenblik dat ik de heer de Boer het koffertje met de relikwie van de H. Hatebrand in handen kon geven. Het was voor hem – en tegelijk ook voor ons - een heel emotioneel moment. Na tientallen jaren van opzoekingen in eeuwenoude archieven, van het volgen van het traject van het gebeente, van bezoeken aan kloosters en kerken in Vlaanderen, eindelijk een relikwie van die middeleeuwse heilige uit zijn eigen streek in de handen kunnen houden … er ging duidelijk heel wat door hem heen.
Het was een gezellige avond die in een zeer aangename sfeer verliep. We keken al wat vooruit naar wat de volgende dag ons brengen zou: het zou allemaal gebeuren vanaf de middag, te beginnen met een lichte lunch in een restaurant in Appingedam, aangeboden door de Stichting Oude Groninger Kerken. Afgesproken werd dat Mevr. Mulder-Bakker en haar echtgenoot ons in Ekenstein zouden komen ophalen.
Tot zover vrijdag 6 juli, onze eerste dag in Groningen.
(Volgende week het vervolg.)
Leon Thuys

SINT-HATABRANDUS EVEN TERUG NAAR GRONINGEN – deel 2

Zaterdag 7 juli 2018.
Op deze dag zou de H. Hatebrand herdacht worden op de plaatsen waar hij meer dan 800 jaar geleden leefde en zijn eerste klooster stichtte. Als eerste ‘activiteit’ zou er om 14.00 uur in besloten kring een herdenkingsmoment zijn met de relikwie, op de plaats zelf waar ooit het klooster stond. Om 13.00 uur zouden de aanwezigen bij dit moment elkaar al ontmoeten in restaurant De Basiliek in Appingedam, waar ons een lunch werd aangeboden door de Stichting Oude Groninger Kerken.
Mevrouw Mulder-Bakker en haar echtgenoot kwamen ons afhalen in Ekenstein en in De Basiliek konden we kennis maken met de rest van het ‘uitverkoren’ gezelschap. Naast Edze de Boer en zijn familie ontmoetten we er ook E.H. Arjen Jellema, katholiek priester (een zeldzaamheid in Groningen) en oud-student van mevr. Mulder-Bakker, de heer Peter Breukink, directeur van de Stichting Oude Groninger Kerken en een paar van zijn medewerkers.
Na de lunch (voor mij een kennismaking met echte Hollandse “vleeskroketten”), vertrokken we naar Feldwerd. De heer de Boer gidste onze kleine autokaravaan doorheen een labyrint van kleine wegjes naar de plaats waar ooit het klooster stond, op het erf van een achteraf gelegen boerderij. De boer, die zijn toestemming had gegeven voor ons bezoek, verwelkomde ons en begeleidde ons naar een haast verborgen, door geboomte en hoge struiken omgeven plek met een kleine vijver. Nabij de onopvallende doorgang tussen de struiken er naartoe wees mevr. Mulder-Bakker ons op een paar stapels met wat ze noemde ‘kloostermoppen’, oude buiten-formaat (+/- 30x10x15 cm) lokaal gemaakte bakstenen, restanten van het verdwenen klooster.

Op de plaats van deze boerderij was ooit, 1000 jaar geleden, een ‘wierde’, een wat hoger gelegen stuk land in het lange, vlakke zeestrand (want hier golfde ooit de zee), dat bij hoog water niet onderspoelde, groot genoeg zodat er mensen konden gaan wonen en er een bestaan uitbouwen. Er was op die plek ook een absoluut noodzakelijk iets: een ‘dobbe’, een bron met drinkbaar water. En het vijvertje waar we nu stonden was zo goed als zeker de plek van deze dobbe, het hart van de wierde.

Het was een intimistisch en beklijvend gebeuren, daar aan die kleine, haast dichtgegroeide plas, volledig omsloten door bomen en struiken. Meester Edze de Boer, priester Jellema en ikzelf stonden samen voor een klein aan één wand open soort schuurtje, door de boer gebouwd als plekje om te rusten en te lezen. Tegenover ons stonden de anderen van ons gezelschap, een paar fotografen en een paar buurtbewoners die van de boer vernomen hadden over het gebeuren.
In mijn handen had ik het geopende koffertje en toonde de relikwie van de H. Hatebrand, even teruggekeerd op de plaats waar hij zoveel eeuwen geleden leefde, werkte en bad. Ondertussen las Edze een stukje voor uit de Vita, het leven van Hatebrand, zoals het ooit werd opgetekend door de monniken die hem hadden gekend. Daarna sprak priester Jellema een gebed uit, passend bij deze intieme herdenking van hun en onze Heilige Hatebrand.

Na deze kleine, maar voor mij toch wel indrukwekkende en ontroerende plechtigheid, dankten we de boer voor zijn gastvrijheid en vertrokken we naar het middeleeuwse kerkje van Krewerd voor de voor het publiek open herdenking.

Om toch wat meer van de sfeer van het bijzondere gebeuren in Feldwerd weer te geven volgen hier de tekst uit het leven van Hatebrand die werd voorgelezen door meester de Boer, en het gebed dat werd uitgesproken door priester Arjen Jellema.

Vierde lezing uit de vita van Hatebrand:
Nadat zijn beide ouders waren gestorven begeerde hij dadelijk af te zien van het wereldse leven om Christus beter te dienen. De abt van de heilige Paulus te Utrecht maakte hem monnik en zo hulde hij zich omwille van de nederigheid in het gewijde habijt.
Vóór zijn tijd waren er in dit gedeelte van Friesland geen kloosters en ook geen andere gemeenschappen op basis van een kloosterregel.
De rechtschapen man begon monnikcellen en een kloosterkapel te bouwen en gewaardeerde broeders over te halen de gewijde kleding aan te nemen.
Zijn abdij was de eerste in dit deel van Friesland en daarom wordt dit klooster tot de huidige dag het ‘oude klooster’ genoemd.
Toen zijn buren zagen dat hij zeer devoot leefde, voelden velen zich aangetrokken tot de gewijde levenswijze en zij vertrouwden zichzelf en het hunne toe aan het klooster, ook al waren zij in het aardse bestaan armzaligen van geest.
Maar hij was een goed mens, rein van lichaam en eenvoudig van ziel, net zoals men over de gelukzalige Job kan lezen, die een eenvoudig, rechtvaardig, godvrezend en voor kwaad terugschrikkend mens was.
Toevallig kwam echter de bisschop van Munster om Friesland te visiteren en hij kwam om de hem toevertrouwde taak te vervullen naar het klooster van de genoemde man en hij benoemde hem tot abt met de daarbij behorende waardigheden.
Hij aanvaardde zijn benoeming nadat hij zijn kloostergemeenschap geraadpleegd had, aangezien niemand het met zijn verkiezing oneens was.

Gebed in Feldwerd:
God, Goede Vader,
We danken U voor deze dag, die we samen mogen beleven en waarop we speciaal mogen denken aan uw heilige Hatebrand, zoon van dit land die door zijn leven voor ons een voorbeeld van goedheid en van navolging van uw Zoon is gebleven.
Hier heeft hij geleefd en zijn erfenis ingezet om een klooster te stichten, zodat veel mensen zich in gebed en studie zouden inzetten en zich zouden ontwikkelen.
Onverschrokken was hij, maar niet naïef, bereid om zijn leven voor U in te zetten, maar zijn eigen bestaan en overtuiging te verdedigen waar hij maar kon.
Wij danken U voor de inzet en het voorbeeld van deze bijzondere man, zoon van het Groninger Land van zoveel eeuwen geleden.
Vandaag is zijn reliek weer even op de plaats waar het allemaal begon voor hem. De plaats van zijn geboorte, de plaats van zijn kloosterstichting.
Op deze plek en bij zijn overblijfselen, willen we U bidden dat zijn voorbeeld en inzet niet vergeten zullen worden; dat velen in zijn voetspoor uw Boodschap van Liefde mogen ontdekken en tot inspiratie van hun leven mogen maken. Dat de aandacht ook voor al het goede dat de christelijke cultuur ons door de eeuwen heen heeft gebracht, niet verloren mag gaan, maar ons telkens opnieuw mag inspireren en herinneren aan ons verleden en uw aandacht voor allen.
Dat vragen we U, op voorspraak van de heilige Hatebrand, door Christus onze Heer.
En mogen we ook zo uw zegen ontvangen, op voorspraak van Hatebrand, van Sint-Marcoen en Sint-Catharina. In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen.

SINT-HATABRANDUS EVEN TERUG NAAR GRONINGEN – deel 3: Krewerd

----------------

F4351b35
Meester de Boer vertelt het verhaal van zijn zoektocht naar het gebeente van de Heilige Hatebrand.

F4351c35
Het orgel in de Mariakerk van Krewerd, het tweede oudste nog bespeelbare orgel in Nederland.

----------------

Na het serene herdenkingsmoment in Feldwerd reden we van de boerderij naar de heel nabij gelegen Mariakerk van Krewerd. Het is een charmante kleine kerk, heel decoratief, gebouwd op het einde van de 13e eeuw, met romaanse en gotische bouwkenmerken, met ruimte voor een 50 à 60 kerkgangers. Heel bijzonder aan dit kerkje is dat hier het oudste orgel van Groningen staat, dat bovendien het tweede oudste nog bespeelbare orgel in Nederland is, daterend uit 1531.
Hier vond dus de voor het publiek open activiteit plaats. De relikwie en het boek van de Broederschap van Sint-Marcoen, Sint-Catharina en Sint-Hatabrandus werden vooraan in het goed gevulde kerkje op een tafeltje geplaatst, goed zichtbaar voor de aanwezigen.
De heer Peter Breukink, directeur van de Stichting Oude Groninger Kerken, heette de aanwezigen welkom en gaf een beknopte toelichting over wat er verder zou gebeuren. Hij hield ook een kort vraaggesprek met mij, dat mij de gelegenheid gaf de historiek te schetsen die er toe geleid had dat wij vanuit Kortrijk-Dutsel in Vlaanderen met de relikwie van de H. Hatebrand naar Groningen waren gekomen.
Daarna gaf de heer Breukink het woord aan de belangrijkste persoon van deze bijeenkomst, meester Edze de Boer. Op een rustige, boeiende manier vertelde hij over zijn opzoekingen over het “oud klooster” en zijn stichter, over de reis van het gebeente van Hatebrand, hoe hijzelf deze weg van de heilige gevolgd had in Vlaanderen: naar Antwerpen, Mortsel, Lier tot ook in het kleine Brabantse Kortrijk-Dutsel. Ook over hoe zijn zoeken naar de overblijfselen van Hatebrand zolang vruchteloos gebleven was, tot vandaag, nu een stukje van de heilige zelf naar hem toe gekomen was. Het was een plezier om naar het heldere verhaal van deze lucide, bijna 92 jaar oude schoolmeester te luisteren; het moet een voorrecht geweest zijn om bij zo een meester in de klas te zitten.
Nadat de heer Breukink ook met priester Jellema kort in gesprek was gegaan, luisterden we naar een concertje met vier korte stukken middeleeuwse muziek op het historische orgel. De organist gaf vooraf wat toelichting over de in aard en tempo verschillende muziekstukjes die hij zou spelen. Dit bijna 500 jaar oude orgel klonk wel enigszins anders dan de orgelmuziek die we in onze tijd gewend zijn; de klank was harder en vlakker, minder vol. Het was anders, maar wel bijzonder.
Als laatste onderdeel van de activiteiten in de kerk gaf een lector van de universiteit van Groningen een rijk gestoffeerde voordracht over heiligen en heiligheid vroeger en nu. Met deze voordracht kwam er een einde aan de activiteiten in de kerk.
Toen de heer Breukink het woord nam om af te sluiten, ben ik zo vrij geweest om hem te onderbreken, onvoorzien en enigszins tot zijn verbazing, had ik de indruk. Maar iets belangrijks moest er toch nog gebeuren.
Een paar keer, zo gaf ik als toelichting voor mijn tussenkomst, was er die dag en ook reeds de vorige avond, discreet gesuggereerd of ik de relikwie niet in Groningen wou laten. Uiteraard was dat onmogelijk, vooreerst omdat dat niet mijn persoonlijke beslissingsbevoegdheid zou zijn, maar vooral omdat de relikwie sedert 1704 thuis hoort in Kortrijk-Dutsel. Echter, om de pijn van het afscheid te verzachten – en nu richtte ik mij heel specifiek naar meester de Boer - had ik voor hem een geschenkje bij, dat de band met Kortrijk-Dutsel toch levendig zou houden: een ingekleurde ets van onze kerk, waar de relikwie van de H. Hatebrand nu veilig en gerespecteerd berust.
Meester de Boer nam deze mooie ets met graagte in ontvangst en hij fluisterde mij toe: “Daar heb ik een heel mooi plaatsje voor”.
Toen deze kleine ceremonie achter de rug was sloot de heer Breukink de binnenkerkse activiteit af en nodigde de aanwezigen uit op een door de Stichting Oude Groninger Kerken aangeboden receptie buiten, op het terrein naast de kerk.
Voor ze buiten gingen kwamen de meeste mensen nog even een kijkje nemen naar de uitgestalde relikwie en het broederschapsboek. Daarna kon er buiten flink toegetast worden, want de medewerkers van de Stichting hadden hun werk prima gedaan en een rijkelijk en verzorgd aanbod voorbereid. Het genieten van de hapjes, de drankjes en de gesprekken in die mooie omgeving, onder een blauwe hemel met een schitterende zon, was een perfecte afsluiting van deze geslaagde Hatebrandherdenking.
Mevrouw Mulder-Bakker, de stuwende kracht achter de hele Hatebrandactiviteit, had voor ons en de familie nog een tafel gereserveerd in een restaurant in de buurt. Na de rijkelijke receptie was bij de meesten de honger echter klein en hebben we het bij een lichte maaltijd gehouden. Hierna werden we teruggebracht naar het Landgoed Ekenstein, we namen afscheid van de familie en daarmee eindigde deze tegelijk rustige maar toch goed gevulde dag.

SINT-HATABRANDUS EVEN TERUG NAAR GRONINGEN – deel 3: nabeschouwingen

Dat Sint-Hatabrandus ons ooit nog eens naar Groningen zou leiden, dat hadden we nooit kunnen bedenken. Maar nu is dát alvast een reden om onze heilige dankbaar te zijn, want zonder hem zouden we er waarschijnlijk nooit toe gekomen zijn om dit hoge noorden van Nederland te bezoeken.
Dit is geen toeristische rubriek, maar het mag toch even vermeld worden dat Groningen, in ieder geval dan toch het stuk dat we hebben leren kennen, ons heel erg is meegevallen. We hadden onze fietsen mee en hebben enkele kleinere fietstochtjes gemaakt. Het land is ongeveer zo plat als een pannenkoek, bruggen of bruggetjes zijn zowat de enige hellingen die je tegenkomt, ideaal voor fietsers die het rustig aan willen doen – tenzij de wind tegenwerkt. Maar wel heel groen, veel waterloopjes, uitgestrekte velden en weiden, zeer mooie en verzorgde dorpen en dorpjes, de wegen er tussenin niet ‘vervuild’ door de lelijke aaneengesloten lintbebouwing zoals hier bij ons. Prachtige historische kerken en kerkjes, vele ervan onder het beheer van de Stichting Oude Groninger Kerken, open of toegankelijk gehouden door vrijwilligers.
Als voorbeeld vermeld ik graag de grote (Sint)-Nicolaïkerk in Appingedam die vijf (of zes?) dagen per week van 10.00 tot 17.00 uur wordt opengehouden voor het publiek, dank zij de inzet van 30 à 35 vrijwilligers. Dat zie ik hier nog niet meteen gebeuren.
Voor onze kennismaking met het Groningerland en zijn geschiedenis zijn we ook wel erg bevoorrecht geweest. Na de activiteiten die we mochten meemaken op vrijdag en zaterdag zijn mevrouw Anneke Mulder-Bakker en haar echtgenoot ons op zondagnamiddag met hun auto komen ophalen voor een rit doorheen de streek. We bezochten een paar kerken en enkele opmerkelijke en historische plekken in het landschap. Mooi en interessant, des te meer dank zij de rijke informatie die historica Anneke, onze uitstekende gids, telkens wist te vertellen.

Een hoogtepunt van deze mooie namiddag was het bezoek aan ‘het Wad’, een ‘verplichte suggestie’ van meester de Boer. Van op de dijk in Eemsmond ten NW van Uithuizen, zagen we in de verte Schiermonnikoog en Rottumerplaat liggen. Vanaf hier zou het mogelijk zijn om bij laag water – maar alleen met een deskundige gids, want anders levensgevaarlijk - te voet naar de eilanden te gaan, een afstand van zowat 10 km. Zo ver zijn wij niet gegaan, maar we hebben wel gewandeld tot waar bij hoog water de zee het land overspoelt. Heel mooi: ruimte, licht en lucht in overvloed. Op een terrasje achter de dijk hebben we op een gezellige manier de namiddag en de gegidste rondrit afgesloten.
Tot zover deze uiteindelijk toch wel toeristische rubriek.

De kennismaking met het land was zeer zeker een interessant aspect, maar de essentie van deze uitstap lag toch elders. Onze echte bedoeling was om de heer de Boer een bekroning te schenken van zijn jarenlange opzoekingswerk naar de H. Hatebrand en zijn klooster en van de daarmee verbonden, helaas vruchteloos gebleven, zoektocht naar de relieken van de H. Hatebrand. We hebben de emotie gezien die er in meester de Boer omging toen hij de relikwie in zijn handen kreeg, daarom durven we denken dat onze missie wel geslaagd is.

Om te besluiten wil ik graag ten overvloede benadrukken dat onze vier dagen in Groningen zowel voor Bea als voor mij een zeer mooie belevenis zijn geweest. We hebben kennis gemaakt met een mooi land waar we beslist nog eens zullen naar terugkeren. We hebben genoten van de rond de H. Hatebrand georganiseerde activiteiten. Maar vooral dankbaar zijn we voor de bijzonder hartelijke ontvangst die we hebben mogen ontvangen van meester Edze de Boer en zijn familie, met een bijzondere vermelding van mevrouw Anneke Mulder-Bakker, die de bezielende kracht was achter dit hele gebeuren. Ook de Stichting Oude Groninger Kerken, in de warme persoonlijkheid van haar voorzitter Peter Breukink, zijn we erkentelijk voor hun bereidwillige medewerking en de praktische organisatie.
En tot slot: dank aan de H. Hatebrand, want zonder hem was dit alles niet gebeurd.
Leon Thuys

SINT-HATABRANDUS
In 1705 richtte de toenmalige pastoor van onze parochie, E.H. Adrianus De Vaddere, de ‘Broederschap van Sint-Catharina, Sint-Marcoen en Sint-Hatabrandus’ op. In de loop van dit jaar zullen we op deze bladzijden een aantal bijdragen wijden aan dit trio. De Broederschap zelf is een onderwerp voor in een verdere toekomst.
De eerste van ‘onze’ heiligen die aan bod komt is de Heilige Hatabrandus, oftewel: Hatebrand, zoals zijn naam eigenlijk was.
In mei 2001 werd ik aangeschreven door een heer uit Uithuizermeeden, in de Nederlandse provincie Groningen. Deze heer, Doctorandus Edze de Boer, werkte aan een ‘boerderijenboek’ (dat in 2004 werd uitgegeven met als titel “De stichter, de stukken, de schenkers van het Benedictijnenklooster Feldwerd of het Oldenklooster bij den Dam’). Zijn zoektocht naar informatie over de stichter van dit klooster, een boerenzoon uit Holwierde met de naam Hatebrand, had hem tot in onze parochie gebracht. Waarom? Omdat zich in onze kerk een relikwie van de heilig verklaarde Hatebrand zou bevinden. In de zomer van 2001 brachten de heer de Boer en zijn echtgenote een bezoek aan onze kerk om de relikwie te zien, maar die bleek helaas onvindbaar. De kennismaking daarentegen was zeer aangenaam en in de loop van 2001 en 2002 heb ik de heer de Boer ruime informatie kunnen verschaffen in tekst en beeld over de in onze parochie gestichte Broederschap.
De relikwie echter – hoewel we van oudere parochianen wisten dat ze wel degelijk in onze kerk aanwezig geweest was en dat er ten tijde van pastoor Meeus mee gezegend werd – bleef al die tijd onvindbaar. Maar we hadden duidelijk niet grondig gezocht, want enkele weken geleden vond onze ijverige nieuwe koster, Kai Nieling, in de verste uithoek van een kast een sigarendoosje met acht of negen relikwieën, waarbij ook de gezochte relikwie van Sint-Hatebrand.
Dit heuglijke feit heb ik meteen meegedeeld aan de heer de Boer (blij dat dit nog kon, want de man is ondertussen bijna 92 jaar). Zijn reactie en die van andere Groningse historici was zeer enthousiast. Hier komt ongetwijfeld nog een vervolg op.
Tot zover het verhaal dat zich nu afspeelt. Vanaf volgende week gaan we ver terug in het verleden. Dan leest u in enkele afleveringen het verhaal van Sint-Hatabrandus en zijn wedervaren tot in Kortrijk-Dutsel, zoals het geschreven is door Drs. Edze de Boer en met zijn volle instemming met de publicatie in ons parochieblad.
(Leon Thuys)

HATEBRAND VAN FELDWERD
Grondlegger van de Benedictijnenkloosters in Groningen en Oost-Friesland

Zoals vorige week aangekondigd, krijgt u vanaf vandaag de bijdrage over de H. Hatabrandus, geschreven door Drs. Edze de Boer.

Deel 1
Hatebrands geboortejaar is onbekend. Het ligt in het begin van de tweede helft van de 11e eeuw, zo omstreeks 1150. Zijn ouders Alundus en Tetta, waren kleine boeren. Ze woonden op een wierde – een woonheuvel die opgeworpen werd tegen overstromingen van de Noordzee, of misschien beter de Waddenzee – die Katmis heette. Dit dorpje ligt in de landstreek Fivelingo in de provincie Groningen. In Hatebrands tijd was Fivelingo één van de zogenaamde Friese Zeelanden. Wat Katmis – in de Middeleeuwen geschreven als Kaftminze - betekent is onbekend, maar geleerden denken dat het zoiets als ‘onbeduidende wierde’ moet zijn.

Het huwelijk van Alundus en Tetta werd aanvankelijk niet gezegend met kinderen en dat maakte dat Alundus een afkeer kreeg van zijn vrouw en wegtrok naar een ander dorp in dezelfde regio en daar in dienst trad van een aanzienlijk heer.
Nadat hij deze een aantal jaren uitmuntend had gediend verscheen hem ’s nachts in zijn droom een engel die hem zei dat hij naar zijn vrouw terug moest keren. Indien hij aan dit bevel gevolg gaf, zou hij toch nog een zoon krijgen. Alundus gehoorzaamde en zijn vrouw, die blijkbaar in zijn afwezigheid de boerderij had beheerd, ontving hem hartelijk in hun huis.
Inderdaad baarde Tetta na enige tijd een zoon die zij ‘Hatebrand’ noemden. Blijkbaar was deze goed van verstand want hij ging naar school. Dat was heel wat in die tijd. Misschien ging hij eerst bij de pastoor van het vlakbij gelegen Holwierde ter school en later bij die van Appingedam, maar dat weten we niet. Wat we wel weten is dat hij monnik werd in het Benedictijnenklooster van Utrecht.

Toen zijn vader en moeder waren overleden gebruikte hij zijn erfdeel, een dertiental grazen land – gras is een Friese landmaat en is ca. 0,44 ha – om een klooster te stichten. Het werd een dubbelklooster, d.w.z. een klooster voor zowel mannen als vrouwen, die natuurlijk wel gescheiden moesten leven. In de loop der eeuwen werd het meer een vrouwenconvent onder leiding van enige priesters.
In het begin ging het niet zo goed met het klooster. Vele mensen die intraden begrepen de orderegels niet altijd en Hatebrand, die aan de ene kant streng en rechtvaardig wilde zijn en aan de andere kant ook begreep hoe moeilijk het voor de mensen was het kloosterleven in al zijn facetten te aanvaarden, kreeg het zwaar te verduren. Er werd zelfs een aanslag op zijn leven gepleegd, maar door God gewaarschuwd, nam hij voorzorgsmaatregelen. Hij deed een ijzeren pot onder zijn capuchon en zo overleefde hij een ferme slag op zijn hoofd. De voortdurende strijd van onze charismatische abt tegen bijgeloof en voor de handhaving van de orderegels in die beginjaren, maakte dat een zeer goede monnik uit het klooster wilde vertrekken, omdat hij zich stoorde aan de levenshouding van anderen. Gelukkig kon Hatebrand hem overhalen om te blijven, want vanzelfsprekend had hij de steun van zulke mensen juist erg nodig.
Volgende week: deel 2.
HATEBRAND VAN FELDWERD
Grondlegger van de Benedictijnenkloosters in Groningen en Oost-Friesland

Deel 2
Na enige jaren ging het beter met het convent en zag Hatebrand kans nog andere kloosters te stichten, namelijk een in Oost-Friesland, ‘Merehusen’ genaamd en een in de nabijheid van de stad Groningen: ‘Thesinge’ of ‘Germania’ genoemd.
Eens op een visitatietocht van Hatebrand naar Merehusen vroeg een vrouw hem haar te genezen van de voortdurende pijn in haar arm. Na Hatebrands gebed tot God was de vrouw haar pijn kwijt en zij verkondigde haar genezing over heel de streek. Zodoende bracht ze de abt grote bekendheid. Ze bracht hem ook in verlegenheid, want bescheiden als hij was, meed hij alle roem en eer en wilde niets liever dan zijn Heer op een onopvallende manier te dienen. In de Sint-Andrieskerk in Antwerpen vonden we een afbeelding van de Heilige, een vrouw genezend.

Hatebrand is blijkens de overgeleverde abtenlijst van het klooster in 1183 overleden. De geschiedenis van het klooster verdwijnt dan grotendeels in de mist van het verleden. We horen nog een beetje van de opvolger van Hatebrand, genaamd Reindo, en van het inzamelen van geld om een schip te kunnen uitzenden met kruisvaarders (1227). Soms zijn er in archieven nog stukken die van het klooster spreken, maar die zijn niet talrijk.

Eigenlijk begint de geschiedenis pas weer uit de mist op te doemen in de 16e eeuw. Deze eeuw was voor het klooster rampzalig. Het leed onder het geweld van de oorlog tegen Spanje, vooral tussen 1580 en 1594. Toen prins Maurits van Oranje in 1594 de provincie Groningen veroverde, werd het gewest toegevoegd aan de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en werd de Rooms-katholieke godsdienst verboden. Alle kloosters – dus ook Feldwerd - werden opgeheven. Hun bezittingen werden geconfisqueerd door de provincie. De monniken en nonnen kregen een jaarlijkse uitkering, die betaald werd uit de huuropbrengst van de in beslag genomen landerijen.

De laatste abt, Herman van Dokkum, bleef in het vervallen klooster wonen en voorzag in zijn onderhoud door als boer land van zijn eigen klooster te huren van de provincie. Bij het werk werd hij geholpen door zijn vroegere koe-proost. Dat was iemand die in betere tijden de boerderij van het klooster beheerde. Er bleven ook een paar nonnen in het convent wonen en werken. Herman van Dokkum stierf in 1608. Op dat tijdstip waren er maar drie nonnen meer in het klooster.

Deel 3
Wonderlijk genoeg begint hier eigenlijk de geschiedenis van Hatebrand opnieuw. Althans de geschiedenis van zijn relieken. Want wat gebeurde?

Ik stel het me zo voor: de kloosterlingen van Feldwerd waren na de dood van hun abt volkomen op zichzelf aangewezen. Hun eigenlijke werk konden ze niet meer doen. Hun kerk was de laatste jaren zo zeer geteisterd door guerrilla-activiteiten van de Spaanse of de Staatse troepen, dat er geen eredienst meer gehouden kon worden. Hun land, zo’n 1200 ha, waren ze kwijtgeraakt en hun geloof mochten ze niet meer openlijk belijden. Wat hadden ze dan nog om voor te leven? Wel ze hadden nog het gebeente van de door hen diep vereerde Heilige Hatebrand. Zijn nagedachtenis mocht niet verloren gaan. Die wilden ze niet door de reformatie bezoedeld zien.

Na de dood van de subpriorin heeft een van de twee nog overgebleven conversen, Joanna Dirricks, de bijstand ingeroepen van iemand uit Appingedam, genaamd Nicolaas Jaspers, misschien een koopman die ze kende. Met zijn hulp haalden zij en haar medezuster de botten van de heilige uit de tombe. Ze gaven die mee aan de Appingedammer met de opdracht de relieken van hun Heilige in veiligheid te brengen. Als bewijs dat deze gebeenten inderdaad van de Heilige Hatebrand van Feldwerd waren, gaven ze zijn op schrift gestelde levensbeschrijving, zijn vita, mee. Bovendien voegden zij een lijst van de abten van het klooster toe.

Het was een gunstige tijd voor Jaspers om te reizen. In 1609 was er een Bestand gesloten tussen Spanje en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden; dat zou duren tot 1621. Zo kon de koopman rustig naar Antwerpen reizen met zijn kostbare last. Daar gaf hij het gebeente af aan de prior van het Sint-Salvatorklooster, samen met de vita en de lijst. Dat was in elk geval voor 17 januari 1620. Wij weten niet of hij de opdracht had de relieken juist naar dat klooster te brengen of dat het zijn eigen initiatief was.

Maar de prior was niet zo gelukkig met de relieken. Hij hoefde er niet zo nodig nog meer, want zijn klooster bezat al de relieken van 35 andere heiligen. En hij geloofde niet direct in de echtheid van het een en ander. Daarom vroeg hij raad aan de bisschop van Antwerpen, Johannes Malders. Die stelde een commissie van geleerden in, die de zaak moest onderzoeken. Die oordeelde dat het allemaal echt was. Zij kwam tot de conclusie dat het gebeente van Hatebrand van Feldwerd naar Antwerpen was gebracht in 1617 en als echt erkend moest worden. Dat deed de bisschop in 1620.

HATEBRAND VAN FELDWERD
Grondlegger van de Benedictijnenkloosters in Groningen en Oost-Friesland

Deel 4
Hoewel de oorspronkelijke vita, alsook de abtenlijst zijn zoek geraakt, kennen we ze toch. Ze zijn namelijk gepubliceerd in een kritische studie van de Jezuïet Du Sollier (Sollerius) die hij uitgaf in 1731 in de ACTA SANCTORUM, het zevende deel over de maand juli.

Ook Du Sollier komt tot de conclusie dat er in 1620 wel degelijk sprake was van de relieken van de Heilige Hatebrand, al beklaagde hij zich erover dat hij bij informatie in Groningen, zo weinig over Hatebrand gewaar kon worden. Gelukkig kon hij de gegevens waarover de bisschoppelijke commissie indertijd beschikte, ook inzien. Ze gaven hem de overtuiging dat het onderzoek goed was gedaan en dat de relieken inderdaad van Hatebrand moesten zijn. Ook wij kunnen de stukken verifiëren, misschien zelfs beter dan Du Sollier. Zo was er in het voorgaande sprake van een non genaamd Johanna Dirricks. Zij was inderdaad non in Feldwerd, want haar naam komt voor op de lijst van uitkeringen aan kloosterlingen na 1594. Die lijst kende Du Sollier niet. Er is tegenwoordig ook geen enkele geleerde meer die twijfelt aan de echtheid van de relieken van Hatebrand.

De omzwervingen van de relieken van Hatebrand waren hiermee nog niet ten einde. Het Sint-Salvatorklooster, ook wel Klooster Pot genaamd aan de Potstraat in Antwerpen, werd opgeheven in de Franse tijd. Het gebeente van de Heilige werd daarop naar Mortsel gebracht. Rechts van het hoogaltaar van de Sint-Benedictuskerk treffen we zijn reliekschrijn aan. Zowel op het schrijn zelf als boven de nis waarin het is geplaatst lezen we de letters S H; het engeltje onder het schrijn draagt de tekst ‘custodit Dominus ossa eorum’ (de Heer waakt over hun gebeente / L.T.) Volgens de eerwaarde W. Janssens, pastoor van Mortsel (in 2001, L.T.), is waarschijnlijk het grootste gedeelte van het gebeente in het priestergraf, rechts naast de ingang van de kerk, begraven. (De huidige pastoor van Mortsel, E.H. Tom Schellekens, bevestigt dat het priestergraf, met onberoerde inhoud, nog steeds aanwezig is, maar thans niet meer zichtbaar, want verdwenen onder betegelingswerken rond de kerk / L.T.).
Een klein gedeelte echter van het gebeente werd afgestaan aan de Sint-Andrieskerk in Antwerpen en gevoegd bij de reeds genoemde relieken van 35 andere Heiligen, die ook door deze kerk van het Sint-Salvatorklooster waren overgenomen. Zo komt het dat deze Sint-Andrieskerk in haar mooie schrijn de relieken van de 36 Heiligen bewaart.

Een ander deeltje van Hatebrands’ relieken kwam in het bezit van de abdis van ‘O.L.Vrouwe Wijngaert onder de Borght tot Loven’. Daar werd de reliek verheven op 1 mei 1708. Bij schrijven van 15 juni 1733 verleende de aartsbisschop van Mechelen honderd dagen aflaat aan eenieder die elke dinsdag in de Stiftskerk bij deze relikwie zou bidden tot verheffing van Maria en de Heilige Kerk.

Het schijnt dat ook het Dominicanerklooster in Lier relikwieën van Hatebrand bezat, maar dat klooster is opgeheven en ik heb nog niet kunnen achterhalen waar die relieken zijn gebleven.

Deel 5
Blijkbaar bezat ook juffrouw Carolina Theresia du Bois, dito van den Bosch en begijn te Brussel een reliek van de Heilige. Immers zij schonk op 14 juni 1704 een koperen kistje, opvolgend verzegeld door de Antwerpse bisschop R. Coels, de Mechelse aartsbisschop H.G. Precipiano en door B. Weerts, abt van het St. Salvatorklooster, aan de eerwaarde heer pastoor De Vaddere van Kortrijk-Dutsel met daarin de relieken van de Heilge Marculphus (geboren te Bayeux, priester te Cautances, stichter van het klooster Nanteuil, gestorven circa 558) en de Heilige Hatebrand.

Pastoor De Vaddere richtte daarop in 1705 de Broederschap van de ‘Heylige Noodtvrienden S. Marcoen, S. Catharina ende S. Hatabrandus’ op. Hij maakte daarvoor een prachtig register van leden van de Broederschap. Het is nog steeds aanwezig in de archieven van de Sint-Catharinakerk. Het is een kostelijk boek, waarop de parochie Kortrijk-Dutsel zeer zuinig moet zijn. Het verdient een permanente tentoonstelling in de kerk. Wel goed beveiligd natuurlijk! Misschien na de restauratie van de kerk? Ik prijs mij gelukkig dat ik het boek heb mogen inzien en er zelfs enige foto’s mocht van maken.
(Dit schreef de heer de Boer in 2001. Op 16 augustus 2017 werd het boek overgedragen aan de Leuvense afdeling van het Belgisch Rijksarchief, samen met de oude parochieregisters van dopen, huwelijken en uitvaarten. – L.T.)

Helaas moest pastoor De Vaddere in hetzelfde jaar dat hij zijn broederschap oprichtte al in het ledenregister schrijven over de vierdaagse plundering van zijn dorp door Engelse en Hollandse troepen als gevolg van de Spaanse Successieoorlog. (1701-1713/14 tussen de leden van het Groot Haags Verbond tegen Lodewijk XIV van Frankrijk, die de Zuidelijke Nederlanden binnen viel. Deze werden na die oorlog bij Oostenrijk ingedeeld.) De bewoners vluchtten en volgens de pastoor werden de relieken ‘tusschen het dack van de affhanghen der kerke verborghen’. Daar zijn ze gebleven tot de bevolking terugkwam, zo bericht hij.
Tot zover het verhaal over de relieken van Hatebrand.

Dit was het verhaal – het opstel, zoals hij het zelf noemde - dat de heer Edze de Boer voor ons schreef in september 2001, na zijn bezoek aan ons dorp en onze kerk, in zijn zoektocht naar de relikwieën van de H. Hatebrand / Hatabrandus. Als afsluiting van deze serie vermelden we kort nog wat informatie over de heer de Boer. (L.T.)

Edze de Boer, geboren 1926 te Katmis, in de gemeente Bierum (provincie Groningen), heeft gestudeerd voor onderwijzer en heeft als zodanig in Noord-Groningen gewerkt. Na zijn pensionering ging hij geschiedenis studeren aan de universiteit van Groningen. Hij studeerde af in 1993 op een scriptie over de briefwisseling tussen de regering in Brussel en de plaatsvervangende stadhouder Karel V in Groningen: Maarten van Naarden (circa 1490-1567).
Hij werkte mee aan de totstandkoming van het Bierumer Boerderijenboek, een uitgave ui 1966 van de Stichting Boerderijenboek, gemeente Bierum. Dat boek beschrijft de geschiedenis van 156 boerderijen, waarvan er diverse tot het kloosterbezit van Feldwerd behoorden. In 2001 bereidde hij een publicatie voor over Hatebrand en de overgeleverde documenten van diens klooster. Vandaar zijn belangstelling voor de Sint-Catharinakerk van Kortrijk-Dutsel.